A
De leer van Muad'Dib is de speelbal geworden van scholastiek, van bijgeloof en corruptie. Hij onderwees een evenwichtige levenswijze, een filosofie waarmee een mens problemen aankan die zich voordoen in een eeuwig-veranderlijk heelal. Hij zei dat de mensheid zich nog steeds ontwikkelt, in een proces waaraan nooit een eind komt. Hij zei dat deze ontwikkeling beweegt volgens veranderlijke uitgangspunten die alleen bekend zijn aan de eeuwigheid. Hoe kan ontaarde logica spelen met zo iets wezenlijks?
Woorden van de Mentat Duncan Idaho
A
Op het donkerrode kleed dat de naakte rots van de grotbodem bedekte, verscheen een lichtvlek. Het licht gloeide zonder kennelijke oorsprong en bestond alleen op het oppervlak van rode, uit specievezels geweven stof. Een zoekende cirkel van ongeveer twee centimeter middellijn die zich aarzelend voortbewooganu eens uitgerekt, dan ovaal. Toen hij de donkergroene zijkant van een bed tegenkwam, sprong hij omhoog en plooide zich over de bovenkant van het bed.
Onder het groene dek lag een kind met roestkleurig haar, een kinderlijk mollig gezicht, een gulle mondaeen gestalte zonder de taaie magerte van de Vrijmanse traditie, maar toch niet zo watervet als een buitenwerelder. Toen het licht over de gesloten oogleden gleed, bewoog de kleine gestalte. Het licht knipte uit.
Nu was er alleen nog het geluid van een regelmatige ademhaling te horen en, heel zwak daarachter, een geruststellend drup drup drup van water dat zich verzamelde in een spaarbekken, vanuit de windstil ver boven de grot.
Opnieuw verscheen het licht in de kameraiets groter, een paar lumen feller. Dit keer bracht het een sfeer van bron en beweging: een gestalte met een capuchon vulde de boogvormige deuropening in de hoek van de kamer en daar kwam ook het licht vandaan. Opnieuw gleed het licht zoekend en tastend door de kamer. Het had iets dreigends, een rusteloze ontevredenheid. Het meed het slapende kind, stond even stil bij het rooster van de luchtkoker boven in een hoek en onderzocht een bult in de groen met gouden wandkleden die de omsluitende rotswanden verzachtten.
Na verloop van tijd knipte het licht uit. De gestalte met de capuchon bewoog, wat te horen was aan het ruisen van zijn mantel, en hij ging naast de boogvormige deuropening staan. Iedereen die met de dagelijkse gang van zaken hier in Vest Tabr op de hoogte was, zou meteen vermoeden dat dit Stilgar moest zijn, de Naib van de Vest, voogd van de verweesde tweeling die op zekere dag de mantel van hun vader, Paul Muad'Dib, zouden opnemen. Stilgar inspecteerde vaak 's nachts de kamers van de tweeling, waarbij hij altijd eerst naar de kamer ging waar Ghanima sliep en ten slotte hier kwam in de aangrenzende kamer, waar hij zich kon overtuigen dat Leto niet bedreigd werd.
Ik ben een ouwe dwaas, dacht Stilgar.
Hij betastte het koude oppervlak van de lichtstraler voor hij hem weer in de lus van zijn riemgordel stak. Hoewel hij er afhankelijk van was, irriteerde de straler hem. Het ding was een verfijnd apparaat van het Rijk, een instrument waarmee je de aanwezigheid van grote levende lichamen in een ruimte kon opsporen. Het had in de vorstelijke slaapkamers alleen de slapende kinderen getoond.
Stilgar wist dat zijn gedachten en gevoelens net waren als dit licht. Hij kon een rusteloze innerlijke uitstraling niet stillen. Die beweging werd beheerst door een grotere macht. Die stuurde hem vooruit naar dit ogenblik waarin hij het samengebalde onheil voelde. Hier lag de magneet voor dromen van grootsheid door het hele heelal. Hier lag de rijkdom van het tijdelijke, het gezag van het wereldlijke en die allermachtigste van alle mystieke talismans: de goddelijke echtheid van het godsdienstig legaat van Muad'Dib. In deze tweelingaLeto en zijn zuster Ghanimaarustte een ontzagwekkende macht. Zolang zij leefden, leefde Muad'Dib, hoewel dood, in hen voort.
Dit waren niet gewoon maar kinderen van negen jaar; zij waren een natuurkracht, voorwerpen van verering en angst. Zij waren de kinderen van Paul Atreides, die Muad'Dib was geworden, de Mahdi van alle Vrijmans. Muad'Dib had een explosie van mens en mensheid ontstoken; Vrijmans waren van deze planeet uitgezwermd in een jihad en ze hadden hun vuur uitgedragen over het menselijk heelal in een vloedgolf van godsdienstig bestuur waarvan omvang en alomtegenwoordig gezag op elke planeet hun stempel hadden gedrukt.
Toch zijn deze kinderen van Muad'Dib van vlees en bloed, dacht Stilgar. Eenvoudig tweemaal toesteken met mijn mes en hun harten zouden stilstaan. Hun water zou terugkeren tot de stam.
Zijn koppige geest raakte in beroering bij zo'n gedachte.
De kinderen van Muad'Dib doden!
Maar de jaren hadden hem wijs gemaakt in innerlijke beschouwing. Stilgar kende de oorsprong van zo'n verschrikkelijke gedachte. Hij kwam uit de linkerhand van de verdoemden, niet uit de rechterhand van de gezegenden. De ayat en burhan van het leven hadden voor hem maar weinig geheimen. Eens was hij er trots op geweest zichzelf Vrijman te kunnen noemen, de woestijn als een vriend te beschouwen en zijn thuisplaneet in zijn gedachten Duin te noemen en niet Arrakis, zoals hij op alle Keizerlijke sterrenkaarten werd aangeduid.
Hoe eenvoudig was alles toen onze Messias alleen nog een droom was, dacht hij. Door onze Mahdi te vinden lieten wij talloze messiaanse dromen los op het heelal. Elk volk dat door de jihad werd onderworpen, droomt nu van een leider die zal komen.
Stilgar keek in de verduisterde slaapkamer.
Als mijn mes al die volken bevrijdde, zouden ze dan een Messias van mij maken?
Hij hoorde Leto rusteloos woelen in zijn bed.
Stilgar zuchtte. Hij had de Atreides-grootvader wiens naam dit kind had gekregen nooit gekend. Maar velen zeiden dat de morele kracht van Muad'Dib uit die bron afkomstig was. Zou die angstaanjagende eigenschap van gelijk nu een generatie overslaan? Stilgar merkte dat hij deze vraag onmogelijk kon beantwoorden.
Hij dacht: Vest Tabr is mijn. Ik heers hier. Ik ben een Naib van de Vrijmans. En deze tweeling... door Chani, hun moeder en mijn verwante, vloeit mijn bloed in hun aderen. Ik ben daar met Muad'Dib en Chani en alle anderen. Wat hebben wij ons heelal aangedaan?
Stilgar kon niet verklaren waarom hij 's nachts door zulke gedachten werd overvallen en waarom ze hem zo'n schuldig gevoel gaven. Hij kroop weg in zijn omhullende mantel. De werkelijkheid was heel anders dan de droom. De Vriendelijke Woestijn, die zich eens van pool tot pool uitstrekte, was teruggebracht tot de helft van zijn voormalige afmetingen. Het mythische paradijs van uitbreidend groen vervulde hem met ontzetting. Het was anders dan de droom. En zoals zijn planeet veranderde, wist hij dat hij zelf ook veranderd was. Hij was een veel subtieler persoonlijkheid geworden dan het voormalige vest-stamhoofd. Hij was nu van veel dingen op de hoogte a-van staatsbeleid en verstrekkende gevolgen van de kleinste beslissingen. Toch had hij het gevoel dat deze kennis en subtiliteit als een dunne vernislaag een ijzeren kern van een eenvoudiger, deterministischer bewustzijn bedekten. En die oudere kern riep hem aan, en smeekte hem om een terugkeer naar zuiverder waarden.
De ochtendgeluiden van de vest begonnen tot zijn gedachten door te dringen. Mensen liepen door de grot. Hij voelde een luchtstroom langs zijn wangen: er gingen mensen door de deurzegels naar buiten de duisternis van voor de dageraad in. De luchtstroom verraadde een zorgeloosheid die typerend was voor deze tijd. Bewoners van holenstelsels handhaafden niet langer de strenge waterdiscipline van weleer. Waarom zouden ze, nu er regen was waargenomen op deze planeet, nu er wolken gezien werden, nu er acht Vrijmans verdronken waren door een bliksemvloed in een wadi? Tot dat voorval, had het woord verdrinken in de taal van Duin niet bestaan. Maar dit was niet langer Duin; dit was Arrakis... en het was de ochtend van een gedenkwaardige dag.
Hij dacht: Jessica, de moeder van Muad'Dib en de grootmoeder van deze vorstelijke tweeling, keert vandaag terug naar onze planeet. Waarom maakt ze juist nu een eind aan haar zelfopgelegde verbanning? Waarom ruilt ze de zachte veiligheid van Caladan voor de gevaren van Arrakis?
Hij had nog meer zorgen: zou zij Stilgars twijfels aanvoelen? Zij was een Bene Gesserit heks, met de zwaarste opleiding van de Zusterschool en ze had zich ontwikkeld tot een Eerwaarde Moeder. Zulke vrouwen waren scherp en ze waren gevaarlijk. Zou ze hem bevelen in zijn eigen mes te vallen, zoals aan de Bescherm-heer-Umma van Liet-Kynes was opgedragen?
Zou ik haar gehoorzamen? vroeg hij zich af.
Hij kon die vraag niet beantwoorden, maar nu dacht hij aan Liet-Kynes, de planetoloog die er als eerste van had gedroomd de planeetomvattende woestijn van Duin te veranderen in de voor mensen geschikte groene planeet die nu in wording was. Liet-Kynes was Chani's vader. Zonder hem was er geen droom geweest, geen Chani, geen vorstelijke tweeling. De werking van deze broze keten sloeg Stilgar met ontzetting.
Hoe hebben we elkaar op deze plek ontmoet? vroeg hij zich af. Hoe hebben we ons samengevoegd? Met welk doel? Is het mijn plicht aan dit alles een eind te maken, deze grootse verbinding te verbrijzelen?
Stilgar kon nu het bestaan erkennen van die verschrikkelijke drang in hem. Hij kon die keus maken; hij kon liefde en verwantschap negeren om te doen wat een Naib bij gelegenheid moest doen: een beslissing nemen over leven of dood voor de bestwil van de stam. Vanuit een bepaalde gezichtshoek was zulk een moord het toppunt van verraad en wreedheid, jonge kinderen vermoorden! Maar zij waren geen gewone jonge kinderen. Zij hadden melange gegeten, ze hadden deelgehad aan de vest-orgie, ze hadden in de woestijn gezocht naar zandforel en de andere spelletjes van Vrijmanse kinderen gespeeld... En ze hadden zitting in de Vorstelijke Raad. Kinderen van die prille leeftijd en toch wijs genoeg om zitting te hebben in de Raad. Misschien was hun lichaam dat van een kind, maar in hun ervaring waren ze stokoud omdat ze geboren waren met een volledig genetisch geheugen, een angstaanjagend bewustzijn dat hun tante Alia en henzelf onderscheidde van alle andere levende mensen.
Vele malen in vele nachten had Stilgar gemerkt dat zijn gedachten ronddraaiden om dit verschil dat de tweeling met hun tante deelde; vele malen was hij door deze gekwelde gedachten uit zijn slaap gewekt en kwam hij hier naar de slaapkamers van de tweeling, met onvervulde dromen. Nu kwamen zijn twijfels aan het licht. Geen besluit kunnen nemen was op zichzelf een besluitadat wist hij. Deze tweeling en hun tante waren in de moederschoot ontwaakt en hadden daar kennis genomen van alle herinneringen die hun door hun voorouders werden doorgegeven. Dit was veroorzaakt door specieverslaving, specieverslaving van de moeders aVrouwe Jessica en Chani. Vrouwe Jessica had vA3A3r haar verslaving een zoon gebaard, Muad'Dib. Alia was na de verslaving ter wereld gekomen. Achteraf bezien was dat duidelijk. De talloze generaties lange teeltkeus geleid door de Bene Gesserit had Muad'Dib opgeleverd, maar nergens in de plannen van de Zusters was rekening gehouden met melange. O, ze kenden deze mogelijkheid, maar ze waren er bang voor en noemden hem Gruwel. Dat was het meest ontstellende feit. Gruwel. Ze moesten redenen hebben voor zo'n oordeel. En als ze zeiden dat Alia een Gruwel was, dan moest dat evenzeer van toepassing zijn op de tweeling, want Chani was ook verslaafd, haar lichaam was verzadigd van specie en haar genen hadden op een of andere manier die van Muad'Dib aangevuld.
Stilgars gedachten tolden rond. Er bestond geen enkele twijfel dat deze tweeling hun vader overtrof. Maar in welke richting? De jongen sprak over een vermogen zijn vader te zijnaen hij had het bewezen. Zelfs als kleuter had Leto herinneringen opgehaald die alleen Muad'Dib had kunnen kennen. Lagen er nog andere voorouders te wachten in dat enorme spectrum van herinneringena voorouders wier geloof en gewoonten onuitsprekelijke gevaren vormden voor levende mensen?
Gruwelen, zeiden de heilige heksen van de Bene Gesserit. Toch begeerden de Zusters de genofase van deze kinderen. De heksen wilden sperma en ovum zonder het verwarrende vlees dat ze droeg. Was dat de reden dat Vrouwe Jessica op dit tijdstip terugkeerde? Ze had met de Zusters gebroken om haar hertogelijke partner te steunen, maar er gingen geruchten dat ze tot de manier van de Bene Gesserit was teruggekeerd.
Ik zou aan al die dromen een eind kunnen maken, dacht Stilgar. Wat zou het eenvoudig zijn.
En toch verwonderde hij zich weer dat hij zo'n keus kon overwegen. Was de tweeling van Muad'Dib verantwoordelijk voor de werkelijkheid die de dromen van anderen vernietigde? Neen. Zij waren slechts de lens waar doorheen licht stroomde dat nieuwe vormen in het heelal onthulde.
In zijn gekweldheid keerde zijn geest terug naar het oeroude Vrijmansgeloof, en hij dacht: Gods bevel komt; probeer dus niet het te verhaasten. Het is aan God de weg te wijzen; en sommigen wijken daarvan af.
Het was de godsdienst van Muad'Dib die Stilgar het meest ontstelde. Waarom maakten ze een god van Muad'Dib? Waarom een man vergoddelijken waarvan iedereen wist dat hij van vlees en bloed was? Muad'Dibs Gouden Levenselixir had een bureaucratisch monster geschapen dat schrijlings op de menselijke aangelegenheden zat. Regering en godsdienst versmolten en een wet breken werd een zonde. Elk ter discussie stellen van regeringsedicten kreeg onmiddellijk een walm van stinkende heiligschennis om zich heen. Het schuldbesef van rebellie lokte hellevuur uit en verwaten oordelen.
Toch waren het mensen die deze regeringsedicten bedachten.
Stilgar schudde treurig het hoofd, zonder de bedienden op te merken die het vorstelijke voorvertrek hadden betreden om aan hun dagtaak te beginnen.
Hij bevoelde het krysmes aan zijn middel en dacht aan het verleden daarin gesymboliseerd; hij dacht eraan dat hij meer dan eens sympathie gevoeld had voor rebellen wier onrijpe opstanden waren neergeslagen op zijn eigen bevel. Zijn hoofd was vol verwarring en hij wilde dat hij wist hoe hij daar een eind aan kon maken om terug te keren tot de eenvoud die door het mes werd vertegenwoordigd. Maar het heelal zou niet achteruit willen. Het was een grote machinerie die geprojecteerd was op de grijze leegte van het niet-bestaan. Als zijn mes de dood van de tweeling bracht, zou het slechts weerkaatsen tegen die leegte zodat er nieuwe ingewikkeldheden ontstonden om te weerklinken door de geschiedenis van de mensheid en zodat er nieuwe vloedgolven van chaos oprezen, en de mensheid werd uitgenodigd om andere vormen van orde en wanorde te proberen.
Stilgar zuchtte en begon de drukte om zich heen op te merken. Ja, deze bedienden vertegenwoordigden een zekere orde die de tweeling van Muad'Dib omringde. Ze bewogen van het ene moment naar het andere, en pakten telkens aan wat zich als noodzakelijk voordeed. Het beste is maar hen na te volgen, hield Stilgar zichzelf voor. Het beste is de dingen die gaan komen aan te pakken als ze zich voordoen.
Ik ben nog altijd een bediende, hield hij zichzelf voor. En mijn meester is God de Genadige, de Barmhartige. En hij zei voor zich heen op: 'Zeker, Wij hebben kluisters tot aan de kin om hun hals gedaan, zodat hun hoofd opgeheven is; en Wij hebben voor hen een muur, en achter hen een muur gebouwd; en Wij hebben hen bedekt zodat ze niet kunnen zien.'
Zo stond het geschreven in de oude Vrijmanse godsdienst.
Stilgar knikte voor zich heen.
Het volgende ogenblik van tevoren zien, te verwachten, zoals Muad'Dib had gedaan met zijn vreselijke visioenen van de toekomst, voegde een tegenkracht toe aan de menselijke aangelegenheden. Het schiep nieuwe plaatsen voor beslissingen. Ongekluisterd te zijn, ja, dat kon best duiden op een gril van God. Al weer een ingewikkelde zaak die buiten het normale menselijke bereik lag.
Stilgar nam zijn hand van het mes. Zijn vingers herinnerden het zich tintelend. Maar het lemmet dat eens had geglansd in de opengesperde bek van een zandworm bleef in zijn schede. Stilgar wist dat hij dit mes nu niet zou trekken om de tweeling te doden. Hij had een besluit genomen. Het was beter die ene deugd die hij nog bezat te bewaren: zijn trouw. Liever de ingewikkeldheden waarvan je dacht dat je ze kende, dan de ingewikkeldheden die alle begrip te boven gingen. Beter het nu dan de toekomst van een droom. De bittere smaak in zijn mond vertelde Stilgar hoe leeg en weerzinwekkend sommige dromen konden zijn. Nee! Geen dromen meer!